Misvattingen over stotteren

Er zijn heel wat misverstanden rond stotteren. Vaak meent de luisteraar dat het beter is dat je iemand die stottert beter niet aankijkt, om zo de persoon die stottert niet extra zenuwachtig te maken. Maar zo bouw je juist extra spanning op.

Mensen die stotteren worden soms aanzien als zenuwachtig, onzeker, stil of verlegen en als gevolg van deze persoonlijkheidskenmerken zouden ze gaan stotteren. Maar het is juist andersom. Het stotteren heeft hun karakter beïnvloed. Door het feit dat ze problemen hebben met hun praten zijn ze dit minder en minder gaan doen en zich meer en meer gaan terugtrekken uit de communicatie waardoor men de luisteraar het idee geeft niks te zeggen te hebben terwijl ze eigenlijk wel degelijk veel willen zeggen maar niet durven. Heel frustrerend!

De meeste mensen herkennen stotteren enkel aan de uiterlijke kenmerken; de herhalingen, verlengingen of blokkeringen. De impact van dit onvloeiend zijn, zoals doen alsof je even niet meer weet wat je wil gaan zeggen, vlug een ander woord bedenken, de zin veranderen, stopwoorden gebruiken om zo meer tijd te winnen, constant met je manier van praten bezig zijn, de angst-, schaamte- en frustratiegevoelens tijdens spreeksituaties,… wordt meestal niet als stotteren herkend. Hierdoor kan het gesprek voor de luisteraar echter heel onduidelijk worden waardoor de persoon die stottert een andere indruk nalaat dan hij werkelijk is.

Doordat stotteren zo wisselend optreedt en niet constant aanwezig is, denken veel mensen dat het makkelijk te verhelpen is. Niets is minder waar. Stotteren is voor veel volwassenen een spreekprobleem voor het leven. De ernst ervan kan door de jaren veranderen en therapie zal helpen om meer controle over het spreken en de hierbij gepaard gaande gevoelens en gedachten te krijgen, maar stotteren is niet iets wat je maar even “wegpoetst”.

Nog een veel gehoorde misvatting is dat de opvoeding het stotteren zou veroorzaken. Ouders hebben helemaal geen schuld aan het stotteren van hun kind. Wel kunnen sterk emotionele of bestraffende reactie van de ouders of omgeving op het onvloeiend spreken, de ontwikkeling van dit stotteren negatief beïnvloeden. De non-verbale tekenen die bezorgdheid of irritatie met zich meebrengen, zouden het kind het gevoel kunnen geven dat het iets fout doet en zo de spanning en bijgevolg ook de kans op stotteren vergroten. Het is dus belangrijk om ervoor te zorgen dat er geen negatieve sfeer rond het spreken van het kind heerst. Als de ouders er geen groter probleem van maken, zal het kind dat ook niet gaan doen.